De gemeenteraad,

 

Gelet op artikel 170 § 4 van de grondwet waarin bepaald wordt dat geen last of belasting door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente kan worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad;

 

Gelet op artikel 40 § 3 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen waarin bepaald wordt dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vaststelt, waaronder de gemeentelijke belasting- en retributiereglementen;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen-procedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;

 

Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

 

Gelet op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en zijn uitvoeringsbesluiten;

 

Overwegende dat het gemeentebestuur de bedrijven wil  aanmoedigen om zorgvuldig om te gaan met hun energieverbruik;

 

Overwegende dat de drijfkracht een objectief criterium vormt om de bedrijven via een belasting bij te laten dragen aan de algemene kosten van het gemeentebestuur;

 

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;

 

BESLUIT: eenparig.

art.1

Het reglement belasting op drijfkracht voor de dienstjaren 2024 - 2025 wordt als volgt vastgesteld:

 

Artikel 1 – Belastbaar feit

 

De gemeente Boortmeerbeek heft met ingang van 1 januari 2024 en eindigend op 31 december 2025 een gemeentebelasting op de motoren gebruikt voor nijverheids-, landbouw- en handelsdoeleinden, evenals op deze gebruikt door de beoefenaars van vrije en zelfstandige beroepen, ongeacht de krachtbron welke deze in beweging brengt.

De belasting slaat onder meer op de elektromotoren, de stoommachines, de verbrandingsmotoren, de waterturbines, enz...

De belasting is verschuldigd voor de motoren die de belastingplichtige voor de exploitatie van zijn inrichting of van haar bijgebouwen gebruikt. Iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente gevestigd is, worden als bijgebouw van een inrichting beschouwd.

Voor de motoren, gebruikt voor een zoals in het vorig lid bedoeld en slaan op het grondgebied van een andere gemeente overgebracht bijgebouw, is geen gemeentebelasting verschuldigd voor het tijdvak van het gebruik in de andere gemeente.

Wanneer in hetzij een inrichting, hetzij een zoals hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor wordt gebruikt voor de verbinding met één of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is daarvoor een belasting enkel verschuldigd, indien hetzij de inrichting zelf, hetzij het voornaamste bijgebouw in de gemeente gevestigd is.

 

Artikel 2 – Belastingplichtige

 

De belasting is verschuldigd door degene die de motoren overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 gebruikt.

 

Artikel 3 – Bedrag van de belasting

 

De belasting bedraagt 10,00 EUR per eenheid en per breuk van kilowatt.

 

De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend voor 1 oktober van het belastingjaar moet worden teruggestuurd.

 

De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 1 oktober van het belastingjaar aan het gemeentebestuur de voor aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

 

Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd conform de procedure voorzien in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

Het verdwijnen of het definitief buiten gebruik stellen van een belastbare motor in de loop van het jaar dat aan het aanslagjaar voorafgaat geeft aanleiding tot een belastingvermindering.

Deze vermindering gaat in vanaf de maand volgend op het bericht, gezonden aan het gemeentebestuur, betreffende de verdwijning of het buiten gebruik stellen.

Het stilleggen voor een ononderbroken tijdvak gelijk aan of groter dan een maand, met uitzondering van de jaarlijkse verplichte vakantieperiode, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dat het toestel gedurende het jaar voorafgaand aan het belastingjaar ononderbroken buiten werking is geweest .

Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag op vier of één week werk na vier weken inactiviteit in de bedrijven die met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.

Om deze evenredige vermindering te kunnen genieten moet de belanghebbende aan het gemeentebestuur schriftelijk bericht gegeven hebben van de dag waarop de motor stilligt en na de dag waarop hij terug in werking wordt gesteld. Een ontvangstbewijs zal aan de belanghebbende worden afgeleverd.

 

Dit bericht moet om de drie maanden hernieuwd worden. De vermindering van belasting geldt van de maand af volgend op de datum van ontvangst van het bericht van stillegging tot de maand volgend op deze van wederinwerkingstelling.

De berichtgeving is van substantiële aard en op straf van verval voorgeschreven.

Voor het eerste jaar van de belastingheffing kan het bewijs van tijdelijke non-activiteit of van de definitieve buitengebruikstelling echter met alle mogelijke rechtsmiddelen worden geleverd.

Indien vastgesteld wordt dat de motor werkt voor het geven van het bericht van wederinwerkingstelling, zal geen vermindering toegestaan worden, hoelang de stillegging ook heeft geduurd.

 

De belasting wordt gevestigd op grond van de belastbare motorkracht tijdens het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Ze wordt berekend per maand en elk gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld. Indien een motor evenwel tijdens dezelfde maand belastbaar is in verschillende gemeenten, is de belasting verschuldigd aan de gemeente met het grootste aantal dagen gebruik.

Is dit aantal gelijk dan wordt de belasting evenredig per halve maand verdeeld. Een motor die voor de eerste maal in werking wordt gesteld, is belastbaar vanaf de volgende maand.

 

Bij staking van de bedrijfsactiviteiten op het grondgebied van de gemeente in de loop van het belastingjaar om welke reden ook, wordt, bij afwijking van het bepaalde in voorgaand artikel, een bijzondere eventueel bijkomende aanslag gevestigd, berekend op basis van de motoren tijdens vorenbedoeld jaargedeelte of jaar gebruikt en verbonden aan het jaar waarin de staking van de bedrijfsactiviteiten plaats heeft. Voor de bedrijven aangeslagen op basis van het maximum kwartiervermogen zal de eventueel bijkomende aanslag gevestigd worden op basis van het gemiddeld kwartiervermogen tijdens het jaargedeelte of jaar dat er nog bedrijfsactiviteiten waren. De aan te geven waarden zijn deze vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie.

De belastingplichtigen die onder de toepassing van deze bepaling vallen zijn verplicht, uiterlijk acht dagen na de staking van de bedrijfsactiviteiten, hiervan aangifte te doen bij het gemeentebestuur.

 

Artikel 4 - Vrijstellingen

 

Van de belasting zijn vrijgesteld:

- de (reserve)motor die het ganse en onmiddellijk voorafgaande jaar niet werd gebruikt. Deze non-activiteit moet blijken uit de om de drie maanden te hernieuwen  schriftelijke berichten aan het gemeentebestuur, zoals voorzien bij artikel 5 van dit reglement. Wat het eerste jaar van de belastingheffing aangaat, is het bewijs van de non-activiteit evenwel met alle mogelijke rechtsmiddelen te leveren;

- de motor gebruikt voor het aandrijven van een voertuig dat onder de verkeersbelasting valt of speciaal van deze belasting is vrijgesteld;

- de motor van een draagbaar toestel;

- de motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen dat overeenstemt met dat benodigd voor het drijven van een generator;

- de door perslucht aangedreven motor;

- de motorkracht welke uitsluitend gebruikt wordt voor toestellen tot waterbemaling, verwarming en verluchting;

- de motoren van vaartuigen dienende voor het transport van goederen, alsmede deze aan boord van bedoelde vaartuigen gebruikt;

- de tijdelijk geïnstalleerde motoren gebruikt in opdracht van de gemeente of ten gevolge van een contract met de gemeente;

 

Artikel 5 – Invordering

 

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 6 – Betaling

 

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 7 – Bezwaar

 

De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.

 

Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn.

Het bezwaar kan via een duurzame drager worden ingediend indien het college van burgemeester en schepenen in deze mogelijkheid voorziet.

 

Het bezwaar moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgende op de datum van verzending van het aanslagbiljet.

 

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd en dit binnen de vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

 

Artikel 8 – Intrekking voorgaande belastingreglementen

 

Alle voorgaande belastingreglementen met hetzelfde onderwerp worden opgeheven.

 

Artikel 9 – Bekendmaking

 

Het reglement zal worden bekendgemaakt op de webtoepassing van de gemeente, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd.

 

Dit reglement zal worden bekendgemaakt op de gemeentelijke website en toegezonden worden 

aan de toezichthoudende overheid.